Goddelijke kern
Het leven is ons door het goddelijke geschonken, ongeacht de naam die we aan het goddelijke hebben gegeven. Dat maakt al het leven geestelijk broeders en zusters van elkaar, waarbij ieders recht op leven even groot is. Dit recht op leven houdt onherroepelijk in dat ieder mens het leven van zijn medeschepselen dient te respecteren als erkenning van de goddelijke kern van al wat leeft.

Dit betekent voor leden van de gemeente het volgende:
- Het is het goddelijke dat ons stuurt en zich door ons wil verwerkelijken. Geen mens mag ingrijpen in deze zelfverwerkelijking van het goddelijke door schending van de wil en de integriteit van de mens, in de breedste zin van het woord.
- De mens heeft lichaam en geest gekregen van het goddelijke en heeft hierover totale zelfbeschikking. Buiten het recht op zelfverdediging mag geen enkel mens op welke wijze ook een inbreuk maken op de lichamelijke en psychische integriteit van een ander.
- Het gemeentelid volgt het natuurrecht en leeft vanuit het heilige vrouwelijke principe van non-agressie uit respect voor heilige waarden, ondersteund door het heilige mannelijke principe van het recht op actief verdedigen van deze waarden. Dit recht is tevens van toepassing op het eigendom van het gemeentelid alsmede de levens die aan het lid zijn toevertrouwd. Denk hierbij aan bijvoorbeeld kinderen of dieren.
- Ouders hebben en houden de totale beschikking over het leven dat het goddelijke via de mens geboren heeft laten worden, tot de leeftijd van 18 jaar, waarop de zelfbeschikking overgaat op hun kind.
- Een Aeternaturiaan kan enkel deelnemen aan activiteiten die overeenstemmen met het Natuurrecht.
